Your search within this document for 'di,oro' resulted in four matching pages.
1

“...12 de Guyana’s Iran als de eerste en geslaagde kolonisatie worden beschouwd. Eigen plantages had de compagnie in Demerary niet. Er woonden alleen par- ticuliere planters. De pas ontluikende kolonie was een voorwerp van bijzondere zorg van Storm, die als zijn meening had geschreven: „ik twijfel niet, of deze rivier Demerary zal in korte jaren zoo volkrijk, in- dien niet meer, als Essequebo zijn”. Toen hem in 1750 den titel van Di- recteur Generaal van Essequebo en onderhoorige rivieren werd ver- leend, werd zijn zoon als Commandeur van Demerary benoemd. Aan- vankelijk nam hij zijn betrekking waar van het fort Zeelandia uit, doch in 1755 vestigde hij zich op de door hem aangelegde plantage „Stand- vastigheid” op den oostelijken oever en zijn assistent betrok een huis op het 2de eiland in de rivier, genaamd Borsselen1). Daarvóór lag het 1ste eiland „Land Canaan”. Na Borsselen volgden het 3de en 4de eiland. Eerst onder zijn opvolger werd Borsselen als zetel van het Bestuur aan- gewezen. De...”
2

“...eigen- aardige regeling van die dagen was dat herstellingen aan den stads- muur, de wachthuizen, enz. werden bekostigd uit de defensiekas; de aanzienlijken — uit wier midden ook de burgercommandant werd ge- kozen — konden hun wachtdiensten afkoopen en wat er na betaling van gehuurde plaatsvervangers overbleef, kwam ten goede aan het hier- boven bedoelde onderhoud. Intusschen was er van de plannen van 1735, althans wat de stad be- treft, tien jaar later nog niet veel tot uitvoering gekomen. Eerst de Di- recteur Isaac Faesch (1740—1758) kreeg in 1752 opdracht om een door hem in 1748 ingediend plan te doen uitvoeren. Na mislukte pogingen om met particuliere aannemers tot een regeling te komen, nam de Com- pagnie in 1756 het werk zelf ter hand, dat ook een uitbreiding der stad omvatte. In 1774 achtte de Directeur Jean Isai Claris Rodier de la Brugière (1762—1781) de verdediging nog altijd niet voldoende; bij zijn aftreden echter kon het werk als voltooid worden beschouwd. On- der Rodier’s bestuur...”
3

“...en de beoefening van den plantagelandbouw lag van den beginne af aan in de bedoeling. Het plan om tabak te teelen dagteekent reeds van 1635 maar eerst onder het bewind van Jan Doncker dus een veertigtal jaren later — werd voor het eerst tabak naar Nederland verscheept. In 1670 werd in Nederland suiker aangebracht van de plantage Sta Cruz afkomstig; andere Compagnie’s plantages waren Rooi Can art, Hato, Leliënberg, Sta Maria, Piscadera, Noordkant, Co- raal Tabak, Duivelsklip en Oosthoek. Aan den Di- recteur van Beek werd verweten dat hij zonder machtiging S u i k e r- t u i n aan particulieren had verkocht. Wat de Compagnie met zelf bewerkte werd aanvankelijk aan anderen verhuurd, maar in het begin...”
4

“...HET EILAND ARUBA Van dit kleinste der benedenwindsche eilanden is de naam vermoe- delijk ook alweder ontstaan uit de verbastering van een Indiaansch woord. Wel doet de oudere Spaansche schrijfwijze Oraba — tot nu toe bij de Engelschen in gebruik gebleven — aan een afleiding denken van oro = goud, maar de Spanjaarden hebben in 100 jaar geen goud op het eiland gevonden en de Hollanders zijn zich gedurende de volgende 100 jaar van het bestaan van dat metaal op het eiland evenmin bewust geweest. Aruba heeft nog minder dan Bonaire een eigen geschiedenis; het was niet zooals laatstgenoemd eiland een voorpost van Curacao, integendeel, het lag uit een verkeersoogpunt achter het hoofdeiland, benedenwinds en op twee maal zoo grooten afstand. Overblijfselen uit den praecolumbiaanschen tijd zijn op Aruba zeer verspreid en in groot aantal aangetroffen, steenen wapenen en gereed- schappen, opschriften en ook grafurnen. Uit het rapport van Juan de Ampües blijkt dat de inboorlingen zelfs na de ontdekking...”