1 |
|
“...Engelschen belangrijke voor-
rechten en, met den tropischen landbouw vertrouwd, worden zij aan-
zienlijke plantagebezitters en kapitalisten en zij vormen een notabele
kern van de Surinaamsche burgerij. Bij giftbrief van 2 Juni schenkt
Koning Karel II van Engeland Willoughbyland aan Sir Francis* *),
maar slechts eenige jaren is deze in ongestoord bezit van het land, dat de
Zeeuwsche admiraal Abraham Crynssen op 27 Februari 1667 in bezit
neemt na de verovering van het houten Willoughby-fort, dat van toen
af de naam van Fort Zeelandia zou dragen tot den huidigen dag.
Meer dan twee en een halve eeuw in bezit van Nederland (met enkele
tusschenpoozen) neemt dit bijna vijf malen grootere gebiedsdeel toch
een bescheiden plaats in het groote vasteland van Zuid-Amerika in
tusschen landen als Argentinië, Brazilië, Chili, Peru, Venezuela en deelt
zij dit lot met haar naburen, de beide andere Guyana’s: Britsch Guyana
— eertijds de Nederlandsche koloniën Demerary, Essequebo en Berbice
— en Fransch Guyana of Cayenne...”
|
|
2 |
|
“...SURINAME
5
geen mensch betreden. De talrijke door onze geestkrachtige voorvade-
ren aan het oerwoud ontrukte eertijds schatten af werpende cacao-,
suiker-, koffie- en katoenplantages met haar sluizen, kanalen en ma-
chinerieën werden prijsgegeven aan de slooping door den machtigen tro-
pischen plantengroei en den tand des tijds.
Suriname behoort met de andere overzeesche gebiedsdeelen volgens
de Grondwet van 1922 tot het Koninkrijk der Nederlanden. Van kolonie
wordt niet meer gesproken. Het bijna vierkante stuk grondgebied wordt
aan drie zijden door water omspoeld, aan weerszijden door de rivieren
Corantijn (W.) en Marowijne (O.), noordelijk door den Atlantischen
Oceaan, terwijl het Toemoek Hoemak gebergte het van Brazilië scheidt.
Het ligt tusschen 54° en 58° westerlengte van Greenwich en 2° tot 6°
noorderbreedte. De grenzen zijn nog niet juist afgebakend. Wat de
oostelijke grens betreft, is nog niet uitgemaakt of de Itanie, dan wel de
Marowijne de voortzetting van de Lawa is, zoodat nog...”
|
|
3 |
|
“...HET EILAND CURASAO
Aangaande den oorsprong van den naam C u r a 9 a o is niets met
zekerheid bekend; de Spanjaarden zullen wel, evenals elders, den be-
staanden Indiaanschen naam — of wat zij daarvoor hielden — op het
gehoor af hebben overgenomen.
Wat hen er toe gebracht heeft te spreken van een eiland, door reu-
zen bewoond, wier stemmen zij over het water meenden te hooren
klinken, ligt eveneens in het duister.
De naam St. Annabaai herinnert aan een andere gewoonte der
Spaansche zeevaarders, die n.L van nieuw ontdekte eilanden, baaien,
kapen enz. te noemen naar de Heiligen op wier naamdagen de ontdek-
kingen plaats hadden. Amerigo Vespucci, die voor den ontdekker van
Curagao wordt gehouden, zou dus op den 26en Juli van een der laatste
jaren der XVe eeuw de voornaamste natuurlijke haven van het eiland
hebben bezeild; de officieele inbezitneming volgde eerst in 1527, toen
Cura9ao, tezamen met Bonaire en Aruba, onder het bestuur werd ge-
bracht van den gouverneur van Coro, op het tegeno...”
|
|
4 |
|
“...Curasao het eerste stoomschip van den
in het vorige jaar opgerichten Westindischen maildienst.
De schipbrug, welke tegenwoordig de beide oevers der St. Annabaai
met elkander verbindt (de Koningin-Emmabrug) dagteekent van
1888.
In Augustus 1914 werd onder de gewone neutraliteitsbepalingen aan
het Duitsche oorlogschip „Karlsruhe” toegang tot de haven verleend,
tot het aanvullen van den brandstofvoorraad.
In den nacht van 8 op 9 Juni 1929 eindelijk speelde zich in de St.
Annabaai het beschamende tooneel af dat een bende Venezolaansche
revolutionnairen den Gouverneur, den Troepencommandant en eenige
andere Nederlandsche militairen met een opgevorderd Amerikaan sch
koopvaardijschip naar den vasten wal wegvoerden.
De St. Annabaai is sedert omstreeks 1925 de drukste Nederlandsche
haven na Rotterdam; vele belangrijke verbeteringen aan de kaden
langs de beide oevers der baai zijn sinds dat jaar uitgevoerd geworden,
met de verbreeding en uitdieping van den ingang werd reeds tijdens
den wereldoorlog een...”
|
|
5 |
|
“...22
DE BENEDEN- EN BOVENWINDSCHE EILANDEN
scheiden — op Curasao was geland en de stad van af de overzijde liet
beschieten, deed zich de moeilijkheid voor dat het fort geen bomvrije
schuilplaats bezat voor de non-combattanten. De Directeur Jeremias
van Collen (1711—1715) wijdde zijn aandacht aan de verdedigingswer-
ken; de hoofdforteres werd versterkt met een retranchement en een
batterij van vier stukken. De forteres zelf was oud en bouwvallig. Ook
onder Juan Pedro van Collen (1731—1738) werd met de hulp van met-
selaars uit het moederland eenig herstellingswerk uitgevoerd. Een eigen-
aardige regeling van die dagen was dat herstellingen aan den stads-
muur, de wachthuizen, enz. werden bekostigd uit de defensiekas; de
aanzienlijken — uit wier midden ook de burgercommandant werd ge-
kozen — konden hun wachtdiensten afkoopen en wat er na betaling
van gehuurde plaatsvervangers overbleef, kwam ten goede aan het hier-
boven bedoelde onderhoud.
Intusschen was er van de plannen van 1735, althans...”
|
|
6 |
|
“...Oorlog onder Koning
Lodewijk, later lid van Napoleon’s Raad van fortificatiën, werd de
vestingbouw weder ter hand genomen; in 1827 kreeg het Waterfort
zijn tegenwoordige gedaante.
Onder het bestuur van den Gouverneur Jhr. Isaac Rammelman El-
sevier (1848—1855) kwam het plan tot stand voor het Stadhuis,
zooals dat thans nog bestaat; onder zijn opvolger werd in 1858 de K a-
zerne Willem III in het Waterfort gebouwd. In 1861 werden ein-
delijk de muren welke de stad in het Noorden en Oosten omsloten af-
gebroken.
De emancipatie der slaven in 1863 werd luisterrijk gevierd; 25 jaar
later werd de vrijverklaring herdacht en bij die gelegenheid werd bij de
poort welke toegang gaf tot het Gouvernementsplein een
gedenkplaat in den muur aangebracht. In 1928 werd, met opoffering der...”
|
|
7 |
|
“...uitgerust, een aanslag te
gaan plegen in een met ons land be vrienden staat.
De buitenwijken.
Met de bebouwing van Pietermaai — dat genoemd zou zijn
naar zekeren Pieter de Mey — is een aanvang gemaakt onder het
bewind van den Directeur Jan Doncker (1673—1679). Bij de actie der
Franschen in Maart 1673 naderde de vijand de Willemstad vanaf
den berg A11ena en het Steenen Pad, thans Pietermaai-
weg. Tot een aanval is het toen niet gekomen; de Franschen trok-
ken — om onbekend gebleven redenen — weder af en verlieten met
him vloot het eiland.
Vooral Scharlo is de woonplaats geworden der welgestelde Joden
op Curasao. Reeds bij de komst der Hollanders — onder twee aanvoer-
ders die beide in Brazilië hadden gediend — moet er onder hen een Por-...”
|
|
8 |
|
“...haven zijn gelegen.
Aan de hooger genoemde Overzijde stonden aanvankelijk slechts
slavenhutten, waarvan er vele door den orkaan van 20 October 1680
werden verwoest. Als erkende woonwijk dateert Otrabanda van 1707,
toen vergunning werd gegeven aan particulieren om aldaar huizen van
één verdieping te bouwen; het geschut van de hoofdforteres moest een
vrij schootsveld behouden. Een groot gevaar was natuurüjk hier in ge-
legen dat een vijand die — zooals Cassart in 1713 — de stad van de West-
zijde af wilde aantasten, zich in Otrabanda zou kunnen nestelen; de
Franschen hebben in genoemd jaar een mortier opgesteld aan den
Rooden weg, om Willemstad, het fort en de schepen in de haven
te beschieten. De vrouwen en kinderen moesten toen aan het Steenen
Pad in tenten worden ondergebracht.
Aan het Rif stond oudtijds het schavot (Galgenveld) en hier werden
in 1729 de zeeroovers opgehangen, die men had gevangengenomen na-
dat hun schip bij de Caracasbaai was gestrand. Ook de vonnissen der
veroordeelden...”
|
|
9 |
|
“...HET EILAND CURAQAO
29
expeditie tegen Curasao, werd van af het jacht de Brack „het dorp" aan
die kust verkend; er lag een tiental schepen.
Vóór de komst der Hollanders op Curasao was Santa Barbara een
vestigingsplaats geweest. Van Walbeeck vond er een zoutpan en een
vervallen kerkje; dit laatste liet hij door 100 man van zijn troepen be-
zetten, toen in October 1634 het gevaar scheen te dreigen dat de Span-
jaarden van den vasten wal een poging zouden doen om het eiland te
hernemen. In Augustus had er bij Sta Barbara een schermutseling
plaats gehad met de Indianen. Begin 1635 kon de bezetting van Sta
Barbara worden opgeheven.
In 1673 was er een blokhuis aan de Caracasbaai en een batterij; de
Franschen namen er bezit van toen zij in Maart van dat jaar aan de
baai waren geland. Na enkele dagen verheten zij Sta Barbara, zonder
verder op het eiland iets van belang te hebben ondernomen.
Toen in 1701 oorlog met Engeland dreigde werd de haven van Sta
Barbara versperd door in den toegang een met...”
|
|
10 |
|
“...Hollanders op Curasao kwamen, bestond er een
dorpje Santa Cruz —bij de St. Kruisbaai—en het was daarheen
dat de Indianen van Sta. Anna de wijk namen, toen van Walbeeck
met zijn vloot was verschenen. Pierre Le Grand, die het eiland ex-
ploreerde, bezocht ook Sta Martha en Sta Maria, op
welke laatste plaats goed drinkwater, alsmede een zoutwatermeertje,
werden aangetroffen.
De Compagnie maakte aanspraak op den eigendom van allen grond
en de beoefening van den plantagelandbouw lag van den beginne af aan
in de bedoeling. Het plan om tabak te teelen dagteekent reeds van 1635
maar eerst onder het bewind van Jan Doncker dus een veertigtal
jaren later — werd voor het eerst tabak naar Nederland verscheept. In
1670 werd in Nederland suiker aangebracht van de plantage Sta Cruz
afkomstig; andere Compagnie’s plantages waren Rooi Can art,
Hato, Leliënberg, Sta Maria, Piscadera, Noordkant, Co-
raal Tabak, Duivelsklip en Oosthoek. Aan den Di-
recteur van Beek werd verweten dat hij zonder machtiging S u...”
|
|
11 |
|
“...Murray, die op 13 Juli 1805 na den
mislukten aanslag op Curasao, aan boord overleed, werd op Klein Cu-
rasao begraven; later werd, tijdens het Engelsche tusschenbestuur,
zijn overschot opgegraven en naar zijn vaderland overgebracht. Vol-
gens de overlevering is de zerk welke zijn graf had gedekt later benut
geworden voor den onderbouw van een vuurtoren. Onder den Gou-
verneur Paulus Rudolf Cantz’laar 1820—1828 werd een soort baken
van steenen opgericht, welke bij dag en helder weer op twee mijl af-
stands zichtbaar was; eerst onder Elsevier verrees een eigenlijke vuur-
toren, Prins Hendrik genaamd. Onder het bewind van den Gouverneur
H. B. Kip (1877—1880) kwam de tegenwoordige lichttoren tot stand.
Inmiddels was door een toeval in 1871 door den reeds eerder genoem-
den Engelschman J. Godden ontdekt dat een dikke laag „guano" van
hoog gehalte, afkomstig van de zeevogels, het eilandje bedekte. God-
den verkreeg concessie en hij kon de ontginning met voordeel gedurende
17 jaar voortzetten....”
|
|
12 |
|
“... die vroeger deel had uitgemaakt van een Zeeuwsche handels-
firma, nam in 1672 het eiland in bezit, dat onbezet was. Een jacht —
onder een Hollandschen schipper — was in 1671 vooruitgezonden, om
poolshoogte te nemen; men was er n.1. niet zeker van of men geen
Engelsche kolonisten zou aantreffen, maar die er zich vroeger hadden
neergezet waren vertrokken.
Spoedig evenwel vloeiden weder Nederlanders toe — Engeland had
aan de onzen juist Tortola ontnomen — en aangenomen mag worden
dat vrijwel van af het begin der Deensche occupatie in het Nederlandsch
is gepredikt geworden.
Reeds in 1673 werden de eerste negerslaven op St. Thomas aange-
voerd. Het eerste octrooi der compagnie voorzag niet in eigen Afri-
kaansche vestigingen; het verleende haar echter wel de bevoegdheid tot
het ovememen der zaken van de in 1659 in Glückstadt opgerichte Afri-
kaansche compagnie, wat in 1674 inderdaad plaats vond.
Vijandelijkheden werden reeds onder Iversens bewind ondervonden;
in 1678 — nog voordat het fort...”
|
|
13 |
|
“...plantages bedroeg in
1691 101, meest katoenplantages, het aantal slaven nog maar 555. Na
1700 werd suiker het voornaamste product; in 1715 was het aantal
plantages gestegen tot 160, het getal der slaven tot 3042.
Met den slavenaanvoer was het nimmer naar wensch gegaan; van
1687 tot 1709 waren 25 slavenschepen van Afrika aangekomen, waar-
onder 9 Zeeuwsche. Nederlandsche „lorrendraayers” hadden de meeste
slaven aangebracht.
Omstreeks 1700 sloot de Compagnie haar assurantie op schepen en
goederen meestal af in de Nederlanden. Hoezeer in het Deensch-Noor-
sche Koninkrijk alle zeezaken op Nederlandsche leest waren geschoeid
kan o.a. hieruit blijken, dat Otto J. Thombsen, Gouverneur van St.
Thomas (1724), bij de Deensche marine den rang bekleedde van „Schout-
bijnacht".
In 1716/17 werd St. John van St. Thomas uit gekoloniseerd; te
voren was dit steeds door de Engelschen belet. De meeste kolonisten...”
|
|
14 |
|
“...64
DE BENEDEN- EN BOVENWINDSCHE EILANDEN
er een boete gesteld op het gebruik van vreemde talen — waaronder
Nederlandsch — in notarieele acten. Omstreeks het midden der XVIIIe
eeuw was Nederlandsch als spreektaal op St. Croix door het Engelsch
overvleugeld, onder den invloed der vele kolonisten van Engelsche af-
komst. Er woonden daar in 1741 300 Engelschen; in 1742 waren er 264
plantages, het aantal slaven bedroeg in laatstgenoemd jaar 1906, in
1745 echter 2878. Onder de kolonisten van Nederlandsche afkomst op
St. Croix behoorde in dien tijd de familie Heyliger, uit de geschiedenis
van St. Eustatius en St. Martin zoo wel bekend; haar slavenbezit op het
Deensche eiland bedroeg in 1753 670. Bij het begin der Deensche oc-
cupatie waren eenige Duitsche gezinnen naar St. Croix getrokken, die
echter als kolonisten geen voldoening gaven. Werd dus dit eiland bevolkt
door een meerderheid van Engelsche en een minderheid van Neder-
landsche kolonisten, de slaven brachten er hun Negerhollandsch mede...”
|
|
15 |
|
“...De suikercultuur op de Deensche eilanden ging in het eerste deel der
XlXe eeuw — evenals elders — achteruit onder den invloed van de
suikerbietenteelt en van de slavenemancipatie. Na 1850 nam ook de
beteekenis van St. Thomas af als centrum van handels- en scheepvaart-
verkeer, beide gerevolutionneerd door de toepassing der stoommachine
voor de voortbeweging van zeeschepen. In den aanvang der XXe eeuw
echter had St. Thomas beteekenis als bunkerhaven en als vestigings-
plaats der Duitsche stoomvaart op de West.
In 1865 werden onderhandelingen gevoerd met de V. S. betreffende
verkoop van Denemarkens rechten op de drie eilanden; in 1867 noemde
de Deensche regeering zelfs den prijs waarvoor zij van haar souvereini-
teit afstand zou willen doen, doch de transactie stuitte af op den tegen-
stand van den Amerikaanschen Senaat. Niet alleen de politieke toe-
stand in de V. S. na den moord op Abraham Lincoln, maar ook de hou-
ding der regeering van Napoleon III heeft invloed uitgeoefend bij de
Amer...”
|
|
16 |
|
“...vice-court of admiralty gevestigd was, voor de berech-
ting van prijs-aangelegenheden.
De eerste protesten van den Engelschen Gezant in den Haag tegen de
betrekkingen welke op St. Eustatius met de Amerikanen zouden wor-
den onderhouden, vonden hun grond in klachten, van de Engelsche
autoriteiten op de Leeward Islands afkomstig. Van den grooten voor-
raad ammunitie intusschen welke op St. Eustatius werd aangehouden —
en natuurlijk niet in de eerste plaats voor eigen gebruik — maakten
de Engelschen af en toe zelf een dankbaar gebruik, wanneer zij op hun
eigen eilanden daaraan gebrek hadden....”
|
|