Your search within this document for 'tras' OR 'di' resulted in seven matching pages.

You can restrict your results by searching for tras AND di.
1

“...20 trappen. Kliml men deze laalslen af, dan voeren nog 6 trap- pen naar het strand, dat bij afloopend water geheel droog is tot op een’ aanmerkelijken afstand, en waarop zich eene menigte van afgeronde krijt- en vuursleenen bevinden, die door werklieden worden bijeen verzameld lot het plaveijen van wegen en het invoegen met kalk of tras in muren, hetgeen een zonderling gezigt oplevert, maar zeer sterk metselwerk geeft; men gebruikt daartoe ook kleine keistee- nen tot eene zekere hoogte van den muur en legt er dan een laag of vier gebakken steen op. Wil men die trappen niet opstijgen, dan gaat men door de Wighstreet en andere straten langzamerhand omhoog, en daalt aan de andere zijde de stad ook wederom zoo af. Behalve de binnenstad, die zeer goed langs de huizen geplaveid is met groole, gelijke sleenbrokken, en waarin zich onderscheidenen winkels be- vinden en vooral bierhuizen, Inn’s genaamd (dat er met groote ijzeren letters boven staat, zooals Aigle-inn enz.) waar men voor 2 pencen een...”
2

“... huis- jes, die men zou meenen schuurtjes te zijn, met een schuinsch of plat dak. Het water van het huis, dat op den muur ge- metselde goten heeft, wordt er, meermalen langs onziglbare kanalen, die door bogen gemaskeerd zijn, heengeleid. De reden, waarom men de regenbakken gelijkvloers maakt, is wegens de hardheid van den grond, daar het veel moeite en kosten zou veroorzaken, om die tot eene aanmerkelijke diepte uit te houwen. Nu veroorzaakt het ook wel kosten en moeite, om een van binnen met tras goed voorzien en van dikke muren opgetrokken gebouw boven den grond te ma- ken , maar er zal toch altijd in het een en ander groot verschil bestaan. Die regenbakken zijn soms zeer groot en wijd, om ze zooveel water mogelijk te doen bevatten, daar het maar zelden regent, ook dan dikwijls niet als het regentijd heet; zoodat hij die in zijnen bak voor 7 of meer maanden water kan opvangen, die een gelukkig man mag worden genoemd! Men tapt het wa- ler meestal uit die regenbakken met eene kraan af;...”
3

“...schelpen en hoorns worden op het strand gevonden, vooral wanneer de wind hevig op de kust heeft gestaan; oesters worden in de binnenwateren in menigte aan getroffen, maar moeten in aangenaamheid van smaak voor de gespeende Texelsche verre onder doen, terwijl de alikruiken even als in Zeeland smaken. Van de steen- of rotssoorten, welke op dit eiland zijn, dunkt mij, maar niets te moeten zeggen, want wat doet het er toe voor den dagelijkschen lezer, of het grootste ge- deelte bestaat uit kalksteen of tras of groensteen en welke verschillende benamingen men ook aan de steensoorten ge- geven hebbe? Genoeg, zooals ik reeds meermalen te kennen gaf: Curasao is over het algemeen eene dorre ruwe klip. Dan ziet men massa’s opeengestapeld, welke men meent, dat zoo naar beneden zullen rollen en u verpletteren, dan loopt men al zeer ongemakkelijk over de afgebrijzelde of afgeronde steentjes of steenen van verschillende grootte en gedaante. De wegen zijn op vele plaatsen niets dan rotsgronden, die gelijk gemaakt...”
4

“...126 heeft den tweeden naamval van den eersten onderscheiden door er di voor te zetten, en vóór den derden na, en het woord nan als teeken van het meervoud te nemen, maar aan veranderingen op het eind is niet te denken, even zoo min als aan het onderscheid tusschen het enkel- en meer- voud. Voorbeeld: man: homber, di homber, na homber, bom- ber; meervoud: mannen: homber nan, di homber nan, na hombar nan, homber nan. Gelukkig zijn er lidwoorden, het bepaalde voor beide geslachten, alsook het onbepaalde, daar de taal het onzijdige mist. De is e en een is oen; dus ver- bogen; e homber, di e homber, na (en dat met zamentrek- king) ne homber, e homber; en zoo ook weder in het meer- voud: e homber nan, di e homber nan, ne homber nan. Met het onbepaald lidwoord hetzelfde: oen homber, di oen hom- ber, na oen homber, oen homber, meervoud: homber nan, di homber nan, na homber nan, homber nan. De bij voegelijke naamwoorden worden bij de zelfstandige zonder eenige ver- andering gevoegd; zooals ik meen...”
5

“...liever van het Nederduilsch, in Papiëmentsch opgesleld, om de kleurlingen en slaven Hollandsch te leeren, en eene kleine verzameling van zamenspraken, met hetzelfde doel, beide door Roomsche geestelijken, ten gebruike der school, op- gesteld. Doch hier moet ik toch melding maken van eene eenvoudig opgeslelde: hisloira kostikoe nan foor di Bijbel, dat is. korte geschiedenissen uit den Bijbel, ook ten gebruik van Roomschgezinden, in 18S2 op Santa Roza (eene Room- sche statie met een kerk op dit eiland, waar in datjaarnog eene drukkerij was) gedrukt; maar vooral, van het: Ewan- helie di San Matheo, poeblikado abau di direksjon di Domini c. conradi, Minister di St. Ewanhelie, dat is: Evangelie van St. Malt heus, uitgegeven onder opzigt van Ds. c. conradi; Pre- dikant, in 1844 hij a. l. s. muller en j. f. neuman wz., al- hier, in de Willemstad, (welke drukkerij nog beslaat en, waar ook de Cura?aosche courant wordt uitgegeven, doch van geen grooten omvang is en niet anders dan zeer duur kan werken)...”
6

“...Gouvernement ontvangt. Tol proeve van de taal voegen wij hier bij: hel gebed des Heeren en de 12 Geloofsartikelen. Gebed des Heeren. Noos téla, koe ta na ciëloel koe bo nomber la sankliBkado! Koe, bo reina bini! koe bo voloen- lad la koempli ariba léra asina koe na ciëloel Doena noos awee pam di kada dia. Poordóna noos noos debé, asina koe noos ta poordóna nan debé na noos debedoor nan. I no poné noos deen leen lósjoon; ma librd noos di móloe. Pasóba di bo ta reina, i podeer, i glória pa sieemper. Amen! De 12 Geloofsartikelen: i Mi la keré na Dioos, e lata todopoderóso, kriadoor di ciëloe iditéra. 2. I na Hezoes kristoe, soe oen Joe so, noos Senioor. 3. Koe la konsibi di Spiritoe Santoe, i a nasé di bierga Maria....”
7

“...131 4. Koe la, soefri aban di Ponlius Pilatus, tébala kroe- silika, a moeri, i tabala dera, i koe a bah4 deen ioegaar nan die fiërnoe. 5. Koe di trees dia a lamanla fo di raoorlo. 6. Koe a soebi na ciëloe, a sienta na man dreetji di Dioos, lala (odo poderóso. 7. Di oenda lo baba pa hoesgé beende biboe, i moorlo nan. 8. Mi la keré na Spiriloe Santoe. 9. Mi la keré, koe tien oen kesti santoe di Kristoe, koe ta deen toer moendoe; marameenloe di santoe nan. 10. Mi ta keré na pórdon di pikar. 11. Na lamantemeenloe fo die moorto. 12. Na bida pa eternidad. ZEDEN EN GEWOONTEN. Onder deze rubriek kan ik al heel wat mededeelen, en het gemakkelijkste er van is, dat ik mij aan geen orde heb te binden. Maar daarom lever ik ook schetsen. Ik hoop toch eene zekere orde in het oog te houden en niet van den hak op den lak Ie springen, en begin met den morgen en hoop met den avond te eindigen. Zooals in alles hier eene zekere eenzelvigheid, eenloonigheid heerschl, waardoor hel op Curasao niet zoo bijzonder...”