|
|
Your search within this document for 'proseso,papia' resulted in three matching pages.
|
1 |
 |
“...welke hier en op Aruba en
Bonaire zoo algemeen (doch nergens elders) in gebruik is,
zoo zelfs, dat de afstammelingen van Hollanders er bijna
geheel hunne moedertaal door hebben vergelen en zich al-
leen in het Papiëmentsch verstaanbaar (voor elkander na-
melijk) kunnen uitdrukken.
Ik wil wel gelooven, dat er even zulke arme en gebrekkige
talen zijn als het Papiëmentsch, maar armer en gebrekkiger
zijn er niet. Ja men mogt die taal nog wel papiëment, dat
is: spraak of taal noemen, van het werkwoord papia, spre-
ken! Gij zult mij de armoede dier taal moeten toeslaan,
indien ik u zeg, dat zij niet alleen uit alle mogelijke talen,
die ooit op Curacao gesproken zijn, is zaamgeflanst, zoo-
dat zij vooral wemelt van Spaansche en Hollandsche woor-
den, en elk wat hij niet best in de inlandsche taal wist
uit te drukken, maar in zijn eigen taal uildrukle en die
woorden en uitdrukkingen hun burgerregt hebben behouden,
maar ook voornamelijk als ik u mededeel, dat er hoege-
naamd geen zweem is van vervoeging...”
|
|
2 |
 |
“...met elkander verwart, en van een’ man spre-
kende, zegt: zij en haar kind, en van eene vrouw: hij en
zijn kind. Het persoonlijke nan, wordt ook voor het bezitte-
lijk hen of haar gebruikt; aanwijzend ees of ees ai, deze;
betrekkelijk, kwal, welke.
Met de werkwoorden is het evenals met de naamwoorden;
geen vervoeging. Het voornaamwoord vóór het werkwoord,
is de eenige aanduiding van den persoon, zooals: ik spreek,
mi papia, bo papia, eel papia, nodi papia, boso papin, wan
papia. Om den verleden lijd aan te duiden, gebruikt men
de letter a; ik heb gesproken, mi a papia, bo a papia enz.
Ter aanduiding van den onvolmaakt verleden lijd, het
woord: labara; ik sprak of ik had gesproken, mi labara pa-...”
|
|
3 |
 |
“...127
pia, bo labata papia enz. Het woordje lo dient om den toe-
komenden zoowel als den voorwaardelijken tijd te kennen
te geven, en wel geplaatst vóór het voornaamwoord, zoo-
als: ik zal, ik zou spreken, lo mi papia, enz. Van zaam-
gesteld toekomende en voorwaardelijke tijden heeft men
geen denkbeeld, even zoo min als van een lijdelijk werk-
woord, ofschoon vreemdelingen, voor het gemak, daarbij
het bird gebruiken, aldus: ik voord, bemind, mi biraslimaar;
en het Hollandsche worden ook al eens wordt aangewend,
bij voorbeeld: e boto ta wordt mird, het schip wordt gezien.
Maar de Creool moet omschrijven om het lijdelijk denkbeeld
uit te drukken, zooals: ik word bemind, nan mislima, dat
is: zij beminnen mij, of men bemint mij, want dat woordje
nan, zij, heeft ook de onbepaalde beteekenis van men. Om
een tegenwoordig deelwoord te vormen wordt de uitgang
van het werkwoord (doch dat is eigenlijk spaansch), ver-
lengd met ndo, bij voorbeeld, zeggen: bisa, zeggende, bi-
sando; het voorleden deelwoord...”
|
|
|