Your search within this document for 'pia,span' resulted in three matching pages.
1

“...vergezellende Indianen aanvallenderwijze te handelen; met dat gevolg, dat het op den 218ten Augustus reeds met den vijand, die gedurig was teruggetrokken, lot een verdrag kwam, waarbij hel eiland, benevens Aruba en Bonaire, aan de Hollanders werd overgegeven, doch aan den Gouverneur, de overige Spanjaarden en zeker getal Indianen de vrije overtogl naar den vasten wal werd toegeslaan-; waarheen zij dan ook met schepen der onzen, daar zij zelve er niet één hadden, werden overgebragt. Het geheele getal Span- jaarden bleek te zijn, 32, onder welke een oud-Gouverneur met 12 kinderen, benevens 1415 Indianen, bij welke zich 105 weerbare manschappen bevonden, van deze moesten 20 huisgezinnen, 75 zielen uitmakende, doch die hun eigen op- perhoofd zouden hebben, op Curasao achterblijven, om de Hollanders te dienen. De inbezitneming van het eiland kostte aan niemand het leven, slechts 4 soldaten werden gekwetst;...”
2

“...127 pia, bo labata papia enz. Het woordje lo dient om den toe- komenden zoowel als den voorwaardelijken tijd te kennen te geven, en wel geplaatst vóór het voornaamwoord, zoo- als: ik zal, ik zou spreken, lo mi papia, enz. Van zaam- gesteld toekomende en voorwaardelijke tijden heeft men geen denkbeeld, even zoo min als van een lijdelijk werk- woord, ofschoon vreemdelingen, voor het gemak, daarbij het bird gebruiken, aldus: ik voord, bemind, mi biraslimaar; en het Hollandsche worden ook al eens wordt aangewend, bij voorbeeld: e boto ta wordt mird, het schip wordt gezien. Maar de Creool moet omschrijven om het lijdelijk denkbeeld uit te drukken, zooals: ik word bemind, nan mislima, dat is: zij beminnen mij, of men bemint mij, want dat woordje nan, zij, heeft ook de onbepaalde beteekenis van men. Om een tegenwoordig deelwoord te vormen wordt de uitgang van het werkwoord (doch dat is eigenlijk spaansch), ver- lengd met ndo, bij voorbeeld, zeggen: bisa, zeggende, bi- sando; het voorleden deelwoord...”
3

“...eeuwen eene hervormde gemeente bestond, dan is men in de onmogelijkheid (de overlevering zwijgt hieromtrent bijna ook geheel en al) om van die overoude tijden, ten aanzien van het kerkelijke, iets aan hel licht te brengen. Dat zich hier dadelijk na het in bezit nemen des eilands door de Hollanders eene Hervormde gemeente heeft geves- tigd, komt mij niet aannemelijk voor. Voor dat tijdstip zal er wel eene gevestigde gemeente der Roomsch Katholieken geweest zijn, omdat de eerste bezitters uit Europa, Span- jaarden waren, welke die godsdienst beleden. Doch als men hier zich herinnert uit hetgeen vroeger is gezegd, dat al de Spanjaarden, die op het eiland woonden, bij den over- gang van hetzelve aan de Nederlanden, naar de Spaansche kust zijn overgevoerd cn ook het grootste gedeelte der oor- spronkelijke bewoners met hen, zoo kan men daaruit op- merken, dat de hier aanwezige Roomsch Katholieke gemeente...”