Your search within this document for 'líkido,pa,glas' resulted in nine matching pages.
1

“...8 aan tafel moesten zitten, namelijk elf passagiers, de kapi- tein, en twee stuurlieden. De hoogte van de kajuit is goed, men kan er met den hoed op regt in staan; bijna op het einde is een lantaarn of luik met glas overdekt, dat er kan afgenomen worden; daaronder hangt het kompas; in het voorste gedeelte hangt eene niet slaande klok. Aan beide zijden van de kajuit zijn drie hutten, dus zes in het ge- heel, even groot, met eene ruime kooi voor twee personen, een beddelafellje, waarin lampetkan, waschkom en verdere gemakken: de kooijen echter zijn zeer laag, zoodat men er ónmogelijk in overeind kan zitten. In elke hut is een raamp- je, naar builen corresponderende, dat men kan openzetten: in de beide laatste hutten twee: in de kooijen nog een soort van raampje, zijnde van palentglas met een stevigen schroef digtgemaakt, dat men bij stil weder ook kan open- zelten, zonder gevaar dat de zee er in komt. Elke hul heeft een spiegel, zeer ligle stoeltjes of tabouretten, en een paar fauteuils van...”
2

“...dan een laag of vier gebakken steen op. Wil men die trappen niet opstijgen, dan gaat men door de Wighstreet en andere straten langzamerhand omhoog, en daalt aan de andere zijde de stad ook wederom zoo af. Behalve de binnenstad, die zeer goed langs de huizen geplaveid is met groole, gelijke sleenbrokken, en waarin zich onderscheidenen winkels be- vinden en vooral bierhuizen, Inn’s genaamd (dat er met groote ijzeren letters boven staat, zooals Aigle-inn enz.) waar men voor 2 pencen een heerlijk glas ale of porter drinkt, doch die, als men de hoofdstralen verlaat, zeer stil is, treft men, doch ook nog tot de stad behoorende en door straten of wegen met haar vereenigd, vele dusgenoemde villa’s of buitenverblijven aan, midden in tuinen gelegen, die door hooge heestergewassen en winterasters nog een zomersch aanzien hadden. Ook zijn er in de stad onderschei- den open plaatsen, maar die ook tol tuinen of plantsoenen zijn aangelegd en rondom welke schoone huizen zijn opge- bouwd. Aan den havenkant...”
3

“...zeide dat wij door het uiterlijk aanzien van Cu- rasao, door de bouworde der huizen, door het hoog ge- boomte, dat wij verwachtten te zullen zien, door, in één woord alles, wat wij ondervonden, zeer gestreeld waren, ik zou onwaarheid moeten mededeelen. Alles is bijzonder vreemd. De bergen, die vrij hoog uitstéken, zijn bijzon- der kaal, of met ontzaggelijke cactusplanten bedekt; eene geweldige branding breekt gedurig tegen den oever; de hui- zen hebben een wonderlijk aanzien, de meesten zonder glas- ramen, alleen met jaloeziën voor den doortogt van den wind, dat ons aankomelingen nog vrij onaangenaam is. Meestal is voor aan het huis, hetzij beneden- of bovenhuis, een galerij binnen het dak van het huis zelve, dan volgt eene groote...”
4

“...(voor dieven is men er niét heel bekom- merd, vooral als er weinig te halen is, hetgeen bij die be- woners van benedenhuizen in de stad nog al het geval schijnt te wezen) en er soms nog een plaatsje is bijgebragt of koraaltje, dat met de openingen voor in het huis trek- king geeft. Ja maar, koraaltje, wat is dit? Ik zal het u zeggen: dat, wat wij plaats of tuintje of iets dergelijks noe- men, en dat bij ons vóór of achter het huis ligt, of het wel omringt, heet hier koraal (koraal beleekent in het pa- piementsch, de landtaal, ook wel Kreoolsch genoemd, tvit, welligt wegens de witte, door de zon uitgebleekte sleenen, waarvan het bleekveld is zamengesteld; want indien gij u hier een bleekveld voorsteldet, zooals in Holland, van hel- der, goed onderhouden, zuiver afgesneden of afgemaaid gras, ge zoudt u bijster vergissen; het beslaat uit steenen, die ongeregeld doch eenigzins gelijk op den grond zijn gelegd; wonderlijk vreemd gezigt als men er niet aan gewoon is; ’l moet echter zeer goed bleeken...”
5

“...levendig is of staakt, men gaat dan maar wippen of wiegen. In een der kozijnen van die zaal, waarvan de ramen meestal slechts openingen zijn, soms toch ook glasramen, maar die men zelden sluit: ook al wederom om koelte te hebben; staan drinkpolten en kannen met scheppers en glazen er bij, ten einde, voor wie wil, de dorst te lesschen. De potten en kannen worden altijd op de trekking gezet om het water koel te houden, waarom men ze ook wel in de gaanderijen ziel staan aan den togt bloot gesteld; een glas koel water is hier veel waard! In sommige huizen staan, om het water steeds koel te hou- den, verbazend groote pollen, zooals de ouderwetschesnuif- 6...”
6

“...ees of ees ai, deze; betrekkelijk, kwal, welke. Met de werkwoorden is het evenals met de naamwoorden; geen vervoeging. Het voornaamwoord vóór het werkwoord, is de eenige aanduiding van den persoon, zooals: ik spreek, mi papia, bo papia, eel papia, nodi papia, boso papin, wan papia. Om den verleden lijd aan te duiden, gebruikt men de letter a; ik heb gesproken, mi a papia, bo a papia enz. Ter aanduiding van den onvolmaakt verleden lijd, het woord: labara; ik sprak of ik had gesproken, mi labara pa-...”
7

“...toelage van hel Gouvernement ontvangt. Tol proeve van de taal voegen wij hier bij: hel gebed des Heeren en de 12 Geloofsartikelen. Gebed des Heeren. Noos téla, koe ta na ciëloel koe bo nomber la sankliBkado! Koe, bo reina bini! koe bo voloen- lad la koempli ariba léra asina koe na ciëloel Doena noos awee pam di kada dia. Poordóna noos noos debé, asina koe noos ta poordóna nan debé na noos debedoor nan. I no poné noos deen leen lósjoon; ma librd noos di móloe. Pasóba di bo ta reina, i podeer, i glória pa sieemper. Amen! De 12 Geloofsartikelen: i Mi la keré na Dioos, e lata todopoderóso, kriadoor di ciëloe iditéra. 2. I na Hezoes kristoe, soe oen Joe so, noos Senioor. 3. Koe la konsibi di Spiritoe Santoe, i a nasé di bierga Maria....”
8

“...131 4. Koe la, soefri aban di Ponlius Pilatus, tébala kroe- silika, a moeri, i tabala dera, i koe a bah4 deen ioegaar nan die fiërnoe. 5. Koe di trees dia a lamanla fo di raoorlo. 6. Koe a soebi na ciëloe, a sienta na man dreetji di Dioos, lala (odo poderóso. 7. Di oenda lo baba pa hoesgé beende biboe, i moorlo nan. 8. Mi la keré na Spiriloe Santoe. 9. Mi la keré, koe tien oen kesti santoe di Kristoe, koe ta deen toer moendoe; marameenloe di santoe nan. 10. Mi ta keré na pórdon di pikar. 11. Na lamantemeenloe fo die moorto. 12. Na bida pa eternidad. ZEDEN EN GEWOONTEN. Onder deze rubriek kan ik al heel wat mededeelen, en het gemakkelijkste er van is, dat ik mij aan geen orde heb te binden. Maar daarom lever ik ook schetsen. Ik hoop toch eene zekere orde in het oog te houden en niet van den hak op den lak Ie springen, en begin met den morgen en hoop met den avond te eindigen. Zooals in alles hier eene zekere eenzelvigheid, eenloonigheid heerschl, waardoor hel op Curasao niet zoo bijzonder...”
9

“...vier of vijf huizen op geheel Curasao uitgezonderd), want meestal zal men u niet openen; of doet men het al, door eene reet der deur en anders boven uit een raam, toeroepen: Sjon ta rnaloel Mijnheer of Mevrouw is ziekl Op die visites jaagt men elkander niet op onkosten. Na wat gezeten te hebben wordt een kop thee aangeboden, met een koekje of gebakje er bij, en daarna aan de dames, die meestal afgezonderd van de heeren zitten, hetgeen het aangename en losse der conversatie niet bevordert, een glas suikerwater of suikersiroop met water, limonade, een liqueurtje of een kop chocolade, en aan de heeren een glaasje rhumgrog of wijn, en, soms aan beiden een schoteltje gelei of andere ingemaakte zoete vruchten. Is...”