1 |
|
“...126
heeft den tweeden naamval van den eersten onderscheiden
door er di voor te zetten, en vóór den derden na, en het
woord nan als teeken van het meervoud te nemen, maar
aan veranderingen op het eind is niet te denken, even zoo
min als aan het onderscheid tusschen het enkel- en meer-
voud. Voorbeeld: man: homber, di homber, na homber, bom-
ber; meervoud: mannen: homber nan, di homber nan, na
hombar nan, homber nan. Gelukkig zijn er lidwoorden, het
bepaalde voor beide geslachten, alsook het onbepaalde, daar
de taal het onzijdige mist. De is e en een is oen; dus ver-
bogen; e homber, di e homber, na (en dat met zamentrek-
king) ne homber, e homber; en zoo ook weder in het meer-
voud: e homber nan, di e homber nan, ne homber nan. Met
het onbepaald lidwoord hetzelfde: oen homber, di oen hom-
ber, na oen homber, oen homber, meervoud: homber nan, di
homber nan, na homber nan, homber nan. De bij voegelijke
naamwoorden worden bij de zelfstandige zonder eenige ver-
andering gevoegd; zooals ik meen...”
|
|
2 |
|
“...127
pia, bo labata papia enz. Het woordje lo dient om den toe-
komenden zoowel als den voorwaardelijken tijd te kennen
te geven, en wel geplaatst vóór het voornaamwoord, zoo-
als: ik zal, ik zou spreken, lo mi papia, enz. Van zaam-
gesteld toekomende en voorwaardelijke tijden heeft men
geen denkbeeld, even zoo min als van een lijdelijk werk-
woord, ofschoon vreemdelingen, voor het gemak, daarbij
het bird gebruiken, aldus: ik voord, bemind, mi biraslimaar;
en het Hollandsche worden ook al eens wordt aangewend,
bij voorbeeld: e boto ta wordt mird, het schip wordt gezien.
Maar de Creool moet omschrijven om het lijdelijk denkbeeld
uit te drukken, zooals: ik word bemind, nan mislima, dat
is: zij beminnen mij, of men bemint mij, want dat woordje
nan, zij, heeft ook de onbepaalde beteekenis van men. Om
een tegenwoordig deelwoord te vormen wordt de uitgang
van het werkwoord (doch dat is eigenlijk spaansch), ver-
lengd met ndo, bij voorbeeld, zeggen: bisa, zeggende, bi-
sando; het voorleden deelwoord...”
|
|
3 |
|
“...liever
van het Nederduilsch, in Papiëmentsch opgesleld, om de
kleurlingen en slaven Hollandsch te leeren, en eene kleine
verzameling van zamenspraken, met hetzelfde doel, beide
door Roomsche geestelijken, ten gebruike der school, op-
gesteld. Doch hier moet ik toch melding maken van eene
eenvoudig opgeslelde: hisloira kostikoe nan foor di Bijbel,
dat is. korte geschiedenissen uit den Bijbel, ook ten gebruik
van Roomschgezinden, in 18S2 op Santa Roza (eene Room-
sche statie met een kerk op dit eiland, waar in datjaarnog
eene drukkerij was) gedrukt; maar vooral, van het: Ewan-
helie di San Matheo, poeblikado abau di direksjon di Domini
c. conradi, Minister di St. Ewanhelie, dat is: Evangelie van
St. Malt heus, uitgegeven onder opzigt van Ds. c. conradi; Pre-
dikant, in 1844 hij a. l. s. muller en j. f. neuman wz., al-
hier, in de Willemstad, (welke drukkerij nog beslaat en,
waar ook de Cura?aosche courant wordt uitgegeven, doch
van geen grooten omvang is en niet anders dan zeer duur
kan werken)...”
|
|
4 |
|
“...Gouvernement
ontvangt.
Tol proeve van de taal voegen wij hier bij: hel gebed des
Heeren en de 12 Geloofsartikelen.
Gebed des Heeren. Noos téla, koe ta na ciëloel koe bo
nomber la sankliBkado! Koe, bo reina bini! koe bo voloen-
lad la koempli ariba léra asina koe na ciëloel Doena noos
awee pam di kada dia. Poordóna noos noos debé, asina koe
noos ta poordóna nan debé na noos debedoor nan. I no poné
noos deen leen lósjoon; ma librd noos di móloe. Pasóba di
bo ta reina, i podeer, i glória pa sieemper. Amen!
De 12 Geloofsartikelen: i Mi la keré na Dioos, e lata
todopoderóso, kriadoor di ciëloe iditéra.
2. I na Hezoes kristoe, soe oen Joe so, noos Senioor.
3. Koe la konsibi di Spiritoe Santoe, i a nasé di bierga Maria....”
|
|
5 |
|
“...131
4. Koe la, soefri aban di Ponlius Pilatus, tébala kroe-
silika, a moeri, i tabala dera, i koe a bah4 deen ioegaar
nan die fiërnoe.
5. Koe di trees dia a lamanla fo di raoorlo.
6. Koe a soebi na ciëloe, a sienta na man dreetji di
Dioos, lala (odo poderóso.
7. Di oenda lo baba pa hoesgé beende biboe, i moorlo
nan.
8. Mi la keré na Spiriloe Santoe.
9. Mi la keré, koe tien oen kesti santoe di Kristoe, koe
ta deen toer moendoe; marameenloe di santoe nan.
10. Mi ta keré na pórdon di pikar.
11. Na lamantemeenloe fo die moorto.
12. Na bida pa eternidad.
ZEDEN EN GEWOONTEN.
Onder deze rubriek kan ik al heel wat mededeelen, en
het gemakkelijkste er van is, dat ik mij aan geen orde heb
te binden. Maar daarom lever ik ook schetsen. Ik hoop toch
eene zekere orde in het oog te houden en niet van den hak
op den lak Ie springen, en begin met den morgen en hoop
met den avond te eindigen. Zooals in alles hier eene zekere
eenzelvigheid, eenloonigheid heerschl, waardoor hel op
Curasao niet zoo bijzonder...”
|
|