|
|
Your search within this document for 'bon,kla' resulted in one matching pages.
|
1 |
|
“...en zoo ook weder in het meer-
voud: e homber nan, di e homber nan, ne homber nan. Met
het onbepaald lidwoord hetzelfde: oen homber, di oen hom-
ber, na oen homber, oen homber, meervoud: homber nan, di
homber nan, na homber nan, homber nan. De bij voegelijke
naamwoorden worden bij de zelfstandige zonder eenige ver-
andering gevoegd; zooals ik meen op te merken, als het
bijvoegelijke uit ééne lettergreep bestaat, vóór, als het uit
meer beslaat, achter het zelfstandig naamwoord; bij voor-
beeld: e bon mama, de goede moeder, oen joe tsjakie toe,
een klein kind. De persoonlijke voornaamwoorden zijn: mi,
bo, eel, hij en zij, noos, boso (of bosonan), nan. Bezittelijke
zijn er niet, als alleen van den derden persoon, onverschil-
lig enkel of meervoud, mannelijk of vrouwelijk, soe, zijn,
haar, hun, daardoor komt het dan ook dat de Creool, als
hij Hollandsch spreekt, het mannelijk en vrouwelijk voor-
naamwoord met elkander verwart, en van een’ man spre-
kende, zegt: zij en haar kind, en van eene vrouw:...”
|
|
|