|
|
|
1 |
|
“...af-
gebragt. Inwoners van Ronaire en Curasao gaan er meest
kalk branden, omdat er overvloed van hout is. Wij hebben
lot gedachtenis eenige stukken koraalrots medegenomen.
De stuurlieden waren ondertusschen nog niet op hun ge-
mak, totdat zij de hoogte der zon om 12 ure hadden kun-
nen nemen. Den koers nu noordelijk van het eiland vol-
gende, zouden wij des nachts Ronaire in het gezigt moeten
krijgen, doch er werd besloten om tot des avonds om 10
ure af te houden en dan weder te wenden, om niet op Bo-
naire te verzeilen. De berekening scheen goed genomen te
zijn. Omstreeks den dag zagen wij dat eiland, zeilden het
langs, kregen om 8 ure Curasao in het gezigt, wat later den
vuurtoren van Klein Curacao en kwamen omstreeks 1 ure
op de'hoogte van de baai. De loodsboot, die wij geseind
hadden, vertoefde met te komen, doch kwam eindelijk op-
dagen, omdat men meende, dat er zieken waren, daar de
vlag, wegens den dood van den kapitein, halver stok was
geheschen. Wij moesten daarom bijdraaijen, ën eerst...”
|
|
2 |
|
“...een klein kind. De persoonlijke voornaamwoorden zijn: mi,
bo, eel, hij en zij, noos, boso (of bosonan), nan. Bezittelijke
zijn er niet, als alleen van den derden persoon, onverschil-
lig enkel of meervoud, mannelijk of vrouwelijk, soe, zijn,
haar, hun, daardoor komt het dan ook dat de Creool, als
hij Hollandsch spreekt, het mannelijk en vrouwelijk voor-
naamwoord met elkander verwart, en van een’ man spre-
kende, zegt: zij en haar kind, en van eene vrouw: hij en
zijn kind. Het persoonlijke nan, wordt ook voor het bezitte-
lijk hen of haar gebruikt; aanwijzend ees of ees ai, deze;
betrekkelijk, kwal, welke.
Met de werkwoorden is het evenals met de naamwoorden;
geen vervoeging. Het voornaamwoord vóór het werkwoord,
is de eenige aanduiding van den persoon, zooals: ik spreek,
mi papia, bo papia, eel papia, nodi papia, boso papin, wan
papia. Om den verleden lijd aan te duiden, gebruikt men
de letter a; ik heb gesproken, mi a papia, bo a papia enz.
Ter aanduiding van den onvolmaakt verleden lijd...”
|
|
3 |
|
“...127
pia, bo labata papia enz. Het woordje lo dient om den toe-
komenden zoowel als den voorwaardelijken tijd te kennen
te geven, en wel geplaatst vóór het voornaamwoord, zoo-
als: ik zal, ik zou spreken, lo mi papia, enz. Van zaam-
gesteld toekomende en voorwaardelijke tijden heeft men
geen denkbeeld, even zoo min als van een lijdelijk werk-
woord, ofschoon vreemdelingen, voor het gemak, daarbij
het bird gebruiken, aldus: ik voord, bemind, mi biraslimaar;
en het Hollandsche worden ook al eens wordt aangewend,
bij voorbeeld: e boto ta wordt mird, het schip wordt gezien.
Maar de Creool moet omschrijven om het lijdelijk denkbeeld
uit te drukken, zooals: ik word bemind, nan mislima, dat
is: zij beminnen mij, of men bemint mij, want dat woordje
nan, zij, heeft ook de onbepaalde beteekenis van men. Om
een tegenwoordig deelwoord te vormen wordt de uitgang
van het werkwoord (doch dat is eigenlijk spaansch), ver-
lengd met ndo, bij voorbeeld, zeggen: bisa, zeggende, bi-
sando; het voorleden deelwoord...”
|
|
4 |
|
“...voor het onderwijs
der slaven is er sedert eenige jaren in de Wesl-divisie eene
school opgerigt, die onder toezigt staal der Roomsche geeste-
lijkheid en eene jaarlijksche toelage van hel Gouvernement
ontvangt.
Tol proeve van de taal voegen wij hier bij: hel gebed des
Heeren en de 12 Geloofsartikelen.
Gebed des Heeren. Noos téla, koe ta na ciëloel koe bo
nomber la sankliBkado! Koe, bo reina bini! koe bo voloen-
lad la koempli ariba léra asina koe na ciëloel Doena noos
awee pam di kada dia. Poordóna noos noos debé, asina koe
noos ta poordóna nan debé na noos debedoor nan. I no poné
noos deen leen lósjoon; ma librd noos di móloe. Pasóba di
bo ta reina, i podeer, i glória pa sieemper. Amen!
De 12 Geloofsartikelen: i Mi la keré na Dioos, e lata
todopoderóso, kriadoor di ciëloe iditéra.
2. I na Hezoes kristoe, soe oen Joe so, noos Senioor.
3. Koe la konsibi di Spiritoe Santoe, i a nasé di bierga Maria....”
|
|
|